15.9.03

Spanje 2003 (fiets)

Onze route voor deze kleine ronde door Oost-Spanje gaat door 3 deelstaten, Comunidad Valenciana, Castilla-La Mancha en Navarra. In totaal fietsen we 1078 km. Het hoogste punt is 1600 meter. Het is een afwisselende route met mooie bergwegen, hoogvlakte en vlak kustgebied. Je komt door rivierkloven, sinaasappelplantages, bossen en bergpassen. Ook doen we enkele fraaie steden aan zoals Cuenca en Teruel.  Alcalá de Jucar, Alarcón en Albarracín zijn middeleeuwse stadjes met veel sfeer. Kortom van harte aanbevolen.

25 augustus

De eerste dag vertrekken we pas laat in de ochtend. We verlaten de kustplaats Denia en via Pedreguer, Alcalalí en Callosa d'en Sarrià bereiken we enkele kilometers voor Guadalest een eenvoudige kampeerterrein van een Nederlander. Onderweg is de Coll de Rates van 540 meter hoogte de eerste echte beproeving. Gefietst: 56 km.

26 augustus

Guadalest is een excursieplaats waar de toeristen vanuit Benidorm worden aangevoerd om voornamelijk de toeristenwinkeltjes te bezoeken. Via Muro d'Alcoi klimmen we tot we bij Agres komen. Vanaf de doorgaande weg nemen we een afslag die naar een bron leidt. Het laatste stuk is zo steil dat we moeten afstappen. Bij de parkeerplaats is een soort groepskampeerterrein waar we de tent opzetten. Afstand: 56 km.

27 augustus

De volgende dag is de boswachter zo vriendelijk om ons te wekken. Hij deelt ons echter mee dat we hier niet mogen blijven. Wegens ziekte van een van ons waren we dat echter wel van plan. Dan moesten we een speciale vergunning halen op het gemeentehuis. Dat blijkt echter gesloten te zijn. Als de boswachter later terugkomt en we de vergunning niet kunnen laten zien dreigt hij met een boete als we de tent niet snel afbreken. We nemen daarop onze intrek in het plaatselijke, overigens heel nette hotel. Afstand: 5 km.

28 augustus

Vandaag moet het weer lukken met het fietsen. In La Font de Figuera (of ook wel: Higuera) komen we op een drukke vrachtverkeerroute, die we gelukkig na 2 kilometer weer kunnen verlaten. Na een forse klim naar het afgelegen Navalon bereiken we een typisch Spaanse camping met veel seizoenplaatsen en veel drukte. Van een behulpzame Spanjaard krijgen we ongevraagd een hark om ons kampeerplekje te egaliseren. Afstand: 65 km.

29 augustus

Het eerste stuk is over een hoogvlakte met af en toe een forse afdaling en dito klim. De streek is vrijwel volledig verlaten. Pas in Ayora is er weer bebouwing. Dit is een gezellig plaatsje waar we een paar uur blijven. Via de N330 komen we in Jarafuel waar een camping is. Afstand vandaag: 49 km.

30 augustus

Alcalá del Júcar
De route gaat verder westwaards. Eerst nog door natuurgebied, maar als we de grens van Castilla - la Mancha oversteken wordt het steeds vlakker en zien omgeploegde graanvelden en af en toe olijfbomen of wijnbouw. De vergezichten zijn enorm. In dit gebied zien we ook grote windparken. Er worden volop nieuwe windmolens gebouwd. Van de historische windmolentjes zien we er onderweg maar één. Plotseling wordt de vlakte onderbroken door de kloof van de rivier de Júcar. We komen in het stadje Alcalá del Júcar, terecht een echte toeristentrekker. Op het plaatselijke toeristenbureau vragen we naar een camping. Maar de aangewezen camping vlak bij het stadje blijkt gesloten en is zo te zien dit jaar ook nog niet open geweest. We gaan daarom via de mooie weg langs de Jucár verder naar het westen en komen bij La Recueja. Daar vragen we naar een overnachtingsplek. We krijgen van iemand een plekje gewezen in een "jardin" vlakbij, een kleine wijngaard. Afstand: 60 km.

31 augustus

We komen door Cuba aan de Júcar, een leuk dorpje bekend door de vele woningen die tegen de rotsen zijn gebouwd en soms gedeeltelijk in de rotsen zijn uitgehakt. Daarna klimmen we het dal uit en komen weer op de vlakte. Die is hier niet zo inspirerend. In Quintanar del Rey, industrie- en landbouwstadje met veel champignonkwekerijen overnachten we in het plaatselijke "hostal". Afstand vandaag: 63 km.

1 september

Alarcón
We gaan verder over de N320 en de NIII naar het mooie vestingplaatsje Alarcón. Het is er bijna uitgestorven. We moeten een eindje dezelfde weg terug om daarna via de CM9255 op de CM2100 uit te komen die naar Oldemilla de Alarcón leidt, waar een camping is. Het toeristenseizoen is al voorbij, zodat de camping bijna leeg is. Afstand: 66 km.

2 september

Het landschap krijgt wat meer heuvels. Bij Valera komen we het vreemde fenomeen tegen van tientallen deuren- en kozijnenfabrieken. Vervolgens gaat de weg door een mooie kloof, die bij Valeria uitkomt bij een Romeinse ruïne.

Casa Colgadas
Eindpunt vandaag is Cuenca. Deze schitterende stad is bekend om de Casas Colgadas, de hangende huizen. Maar de hele binnenstad, die hoog boven het dal ligt, is de moeite van een wandeling waard. Als je bovenaan (bij het kasteel) door de poort de stad uitrijdt kun je hoog boven de oostelijke oever van de Jucár naar het noorden rijden. Na ca. 5 kilometer komen we bij de camping van Cuenca aan, een van de mooiste van Spanje.
Afstand: 77 km.

3 september


Ciudad Encantada
Wij gaan verder in noordelijke richting vanaf de camping in Cuenca. We nemen de route naar Ciudad Encantada, de betoverde stad. In werkelijkheid zijn dit sterk geërodeerde kalksteenformaties, die allerlei passende namen hebben gekregen. Op een pashoogte kamperen we in de bossen. Gefietst: 68 km.

4 september

Albarracín
Het weer is vandaag slecht. We hebben wat regen en het is eerst koud. Later als we lager komen, wordt het wat beter. Aan de route ligt het niet. We rijden door een mooi landschap en passeren o.a. een waterval.

We komen uiteindelijk uit in het zeer fraaie stadje Albarracin. Op ons gemak bekijken we de smalle straatjes en de imposante verdedigingswerken. Vanaf hier zullen we enkele dagen de historische Camino del Cid volgen, zoals beschreven door Bert Sitters in zijn gelijknamige boekje.

Camping Albarracín
Albarracin heeft een mooie gemeentecamping met gedeeltelijk uitzicht op de stad. Afstand: 45 km.

5 september

Het is een gemakkelijke route om rechtstreeks naar Teruel te gaan, maar we volgen de minder gemakkelijke maar wel mooie route via Bezas. Vrij snel na Albarracin volgen een aantal locaties waar prehistorisch schilderingen zijn te zien. We bezoeken er één. We maken ook een wandeling naar de rand van een kloof met een schitterend uitzicht. Ook de weg zelf leidt door een fraai landschap.

Los Amantes
Na Bezas wordt het vlak en komt langzamerhand Teruel in zicht. In deze mooie stad willen we overnachten, zodat we de tijd hebben om er rond te kijken. Teruel is vooral bekend om Los Amantes, de geliefden die elkaar nooit hebben gekregen, getuige de handen van de beelden die elkaar net niet raken. Teruel is verder bekend van de vele bouwwerken in mudéjar stijl. We overnachten in een hotel. Afstand: 43 km.

6 september

Vanuit Teruel klimmen we naar de Cabigordo pas, een stevige klim van 700 meter hoogteverschil. We rijden weer door een afgelegen gebied, met maar heel weinig dorpen. Bij één zo'n dorp, Villaroya, zoeken en vinden we kampeerplekje onder hoge bomen. Afstand: 57 km.

7 september

Het mooiste dorp onderweg is vandaag Cantaviega. Hoewel het zondag is blijkt het toeristenbureau open te zijn.

We worden hier getipt over een fiësta een dorp verderop. In dat dorp, Iglesuela del Cid, wordt voor iedereen die maar wil paella gemaakt in een buitensporig grote pan. In het gebouw is ruimte voor meer dan duizend mensen, die het bord paella aanvullen met allerlei lekkere hapjes en dranken. We eten en drinken lekker mee. In het volgende dorp, Villafranca del Cid, is een camping, maar deze blijkt gesloten. Het hek kan echter open en de toiletgebouwen zijn gewoon open. We zetten maar gewoon de tent neer. Afstand vandaag: 63 km.

8 september

Via Culla en la Torre d'en Bésora komen we in Onda. We overnachten in een hotel. Afstand: 100 km.

9 september

Via hoofdzakelijk vlakke wegen komen we dwars door Valencia. Het is veel drukker dan we gewend waren, maar ook in de grote Spaanse stad Valencia kun je fietsen. Een goede plattegrond is daarbij wel belangrijk. We hadden wat moeite om de goede weg naar El Saler te vinden, de badplaats ten zuiden van de stad. Het probleem is dat de meeste borden je richting de voor fietsers verboden snelweg sturen. Afstand vandaag: 110 km.

10 september

We willen langs de kust vandaag weer in Denia komen. De route is vlak en afwisselender dan we gedacht hadden. Opvallend is de filevorming van de vele forenzen die naar Valancia willen komen. Later wordt het rustiger. Tussen Cullera en Gandía rijden we een heel stuk over een secundaire weg tussen de sinaasappelplantages. Afstand: 95 km.

Informatie


Wegen / verkeer
De beschreven route is vrijwel steeds over rustige wegen. Drukkere wegen, zoals sommige N-wegen hebben vaak wel vluchtstroken.

Kaarten
De Michelinkaarten 1:400.000 zijn prima. Voor de Costa Blanca bestaat sinds kort ook een 1:130.000 kaart van Michelin voor meer details. Voor Valencia heb je een stadsplattegrond nodig.

Fietsen
De wegen zijn goed. Fietsen geschikt voor de weg en voor bagage zijn goed. In de bergen heb je veel schakelmogelijkheden nodig. Bij voorkeur 21 versnellingen of meer. Bedenk dat in het binnenland van Spanje een fietsenmaker wel eens 100 of 200 kilometer verderop kan zijn.
Onze fietsen waren een Giant Expedition (8 jaar oud) en een Giant mountainbike (1 jaar oud). Onderweg hadden we geen problemen.

Voorzieningen
Er is geen volledig dekkend netwerk van campings voor fietsreizen door Spanje. Buiten het hoogseizoen zijn veel campings in het binnenland gesloten. Af en toe moet je dus vrij kamperen of naar een hotel. Er zijn ook zonas acampadas, maar deze zijn ook dun gezaaid. Voorzieningen daar variëren. Soms is er drinkwater, soms een toilet.
Campings kosten voor 2 fietskampeerders tussen €8 en €13. Eenvoudige hotels tussen €30 en €40.
In kleine dorpen is niet altijd een levensmiddelenwinkel of een bakker. En als deze er wel is, soms moeilijk te vinden. Vragen helpt. Spaanse barretjes zijn een ervaring op zich. De inrichting is vaak zeer kaal, maar er zijn vrijwel altijd bezoekers voor een kop koffie of een borrel. Voor fietsers is dat een prettige onderbreking van de lange stukken door onbewoonde streken.

Taal
Andere talen dan Spaans of Catalaans worden nauwelijks gesproken. Dus probeer je verstaanbaar te maken in de taal van het land. Het idee dat toeristen ook met Duits of Engels terecht kunnen is alleen van toepassing op de toeristenplaatsen aan de kust.

30.8.02

Colorado en New Mexico 2002 (MTB)

De GDMBR, Great Divide Mountainbike Route


Ons plan voor de jaarlijkse fietstocht was in 2002 een stukje van de Great Divide Mountainbike Route te fietsen. Om precies te zijn van Denver naar Albuquerque. Deze route is in kaart gebracht door de Amerikaanse organisatie Adventure Cycling. We waren van plan om ongeveer 1300 km te fietsen in bijna 3 weken over voornamelijk bergachtige gravelwegen. Het beloofde een zware tocht te worden met veel klimmen, hitte, droogte, tekort aan drinkwater en hobbelig wegdek. Dat kwam allemaal uit. Onderweg hebben we twee keer van de route moeten afwijken vanwege gebrek aan water en materiaalpech. Desondanks hebben we in 18 dagen 793 mijl afgelegd, ongeveer 1270 kilometer.
Als je niet opziet tegen eenzaamheid, primitief kamperen, enige ontberingen en flinke inspanningen is de Great Divide route fantastisch om te doen. De hele route is 4000 kilometer van de Canadese tot de Mexicaanse grens. Je passeert dan tientallen keren de Continental Divide, de waterscheiding tussen de Atlantische en Stille Oceaan. En dat voor 90% over allerlei soorten onverharde en halfverharde wegen en paden.

Colorado

11 augustus

Denver Airport
Het begin van onze route is op het vliegveld van Denver. De fietsen zijn gekocht in Boulder, in de buurt van Denver. Het is een Cannondale F500 en een Giant Yukon, beide met alleen voorvering. Alle bagage en tassen zijn meegenomen vanuit Nederland.
Omdat het vliegveld aan de oostkant van de stad ligt en de bergen westelijk, moeten we de eerste dag de hele stad door. Dat gaat eigenlijk heel gemakkelijk. Een deel van de route voert langs de South Platte River, waar fietspaden zijn aangelegd. We vormen met onze bagage een uitzondering tussen alle zondagtrimmers.
Hoewel onze fietsen nagelnieuw zijn krijgen we al na 40 km een lekke band. Onderweg komen we langs een Mexicaans restaurant en dat komt precies op tijd voor een welverdiende lunch. We zullen voorlopig niet al te veel moeite doen om zelf te koken.
Na 55 km houden we het voor gezien. Op een statepark camping net buiten de stadsgrenzen zetten we onze tent op.

12 augustus

De volgende dag gaat het pas echt beginnen. We moeten in één dag over 80 km zo'n 1400 meter hoger komen. Denver (de mile high city) ligt op 1600 meter en de Kenosha Pass waar we weer een eenvoudige camping hopen te vinden ligt op 3000 meter. Vooral het eerste deel valt ons niet mee. Maar we redden het en dat terwijl we toch geen training tevoren hebben gedaan. De route gaat over de US285, die over het algemeen behoorlijke vluchtstroken heeft en niet al te steil is. In het begin is er behoorlijk wat verkeer, maar dat wordt steeds minder naarmate de dag vordert. We gebruiken de Colorado Bicycling Map, een prachtige gratis kaart van de hele staat, gedrukt op kunsstof en met informatie over verkeersdrukte en breedte van de shoulder.
Zo'n hele dag klimmen kost grote hoeveelheden drinkwater. Gelukkig zijn er benzinestations en restaurants e.d. waar onze bidons kunnen worden bijgevuld. In Bailey vonden we een chinees restaurant voor de lunch. Het kampeerterrein boven op de pas is primitief (wel een pomp voor drinkwater) en koud.

13 augustus

Naar beneden rijden vroeg in de ochtend is op deze hoogte geen pretje, maar vrij snel doet de zon weer zijn werk. Ter hoogte van Como komen we op de eigenlijke Great Divide Mountainbike Route en komen we op onverharde wegen. Het eerste traject tot Hartsel is niet al te moeilijk en we zijn al met lunchtijd op de plaats van bestemming. Hartsel ziet zwart van de bisons die daar worden gehouden en het restaurant serveert dus...buffaloburgers.

Cabin
Er is geen camping, maar wel huisjes die verhuurd worden. Niet goedkoop maar wel comfortabel. Afstand: 79 km.

14 augustus

Wat zwaarder en verder dan gisteren en aan het eind van de dag ook tegenwind. De hele dag nu gravel en behoorlijk forse klimmetjes.
Het laatste stuk naar Salida (spreek uit selaida) gaat bergafwaarts naar een weids dal. In Salida is alles te vinden, zelfs een WalMart. Net daar tegenover vinden we een comfortabele camping. Afstand: 93 km.

15 augustus

Marshall Pass
Er staat ons een forse klim te wachten, zo blijkt uit de kaart van Adventure Cycling. We moeten weer naar ruim 3000 meter. Deze werkelijk voortreffelijke kaarten geven je zoveel informatie dat er niet veel te raden overblijft over de route.
De route over de Marshall Pass gaat via een voormalige spoorlijn, zoals die nog veel te vinden zijn in Colorado. Dat heeft als voordeel dat er nergens steilere hellingen zijn dan 4%.
O'Haver Lake
Ook in landschappelijk opzicht is dit één van de hoogtepunten van onze fietsroute. We komen op dit traject ook heel wat fietsers tegen die de pas als dagtocht doen. In de ochtend nog komen we langs O'Haver Lake, met een idyllisch gelegen kampeerterrein.
Helaas laat ons schema niet toe hier te overnachten.
Beverdammen
Zonder al te veel moeite bereiken we de pashoogte en dalen we langs een spectaculaire reeks van beverdammen langzaam weer af tot we in een klein dorpje komen, Sargents.
Er is hier maar één restaurant, dat helaas gesloten blijkt. De benzinepomp annex winkel en de drie eenvoudige kamers, alles van dezelfde eigenaar, blijken gelukkig wel open. We nemen een kamer en bereiden met de schaarse artikelen die in de winkel te krijgen zijn een eenvoudige maaltijd en we hebben zelfs nog wat kunnen vinden om morgen weer te kunnen koken, want morgen komen we niet meer in de bewoonde wereld. Afstand: 60 km.

16 augustus

Cochetopa Pass
We zijn inmiddels gewend aan het fietsen, maar nog niet aan de grote temperatuurverschillen. Overdag is het lekker om met blote voeten in sandalen te fietsen. Als je dat 's ochtends doet net bij zonsopkomst blijkt dat helemaal niet lekker te zijn. Toen we op thermometer keken bleek het 0 graden celcius te zijn. Geen wonder...
Ook deze dag staat ons weer een fikse pas te wachten, namelijk de Cochetopa Pass. Deze blijkt wel wat lastiger zijn dan de vorige. Bovendien geeft onze planning aan dat we twee keer moeten overnachten op een primitief kampeerterrein waarvan we niet kunnen achterhalen of er drinkwater is. Hoewel we waterzakken hebben en in totaal 16 liter mee kunnen nemen, is dat voor het overbruggen van twee en een halve dag erg krap. Een filter hebben we niet, wel zuiveringstabletten (maar die geven een onprettige smaak). We bereiken de Cotchetopa Pass en vrij snel daarna komt onze eerste overnachtingsplek. Er staat nog een tent en de eigenaren geven ons wat water (ze zitten zelf ook vrij krap).
Er is ook een minuscuul bronnetje, dat we als "douche" gebruiken en we vullen een bidon met dit water met daarin een tablet. We zien ook nog een stel dat ook een deel van de Divide Route doet. Ze hebben echter een hoger tempo dan wij en doen langere dagetappes. Afstand: 80 km.

17 augustus

Gary (midden)
De volgende dag besluiten we toch van de route af te wijken en naar Saguache te fietsen. Daar zijn allerlei voorzieningen, zoals winkel, restaurant en camping. We nemen echter niet de asfaltweg, maar een omweg via gravelwegen. Met enige moeite kunnen we de juiste weg vinden, nu we niet van de kaart van Adventure Cycling gebruik kunnen maken.
De camping in Saguache (spreek uit: Sóewatsj) is simpel en slecht onderhouden. We moeten zelf het toiletgebouwtje schoonmaken want dat was zeker twee weken niet meer gebeurd. Er staat niemand anders tot een paar uur later een fietser verschijnt. Nadat hij zijn tent opgezet heeft, raken we met hem aan de praat. Hij heet Gary, is 67 en maakt een rondtoer door Colorado via asfaltwegen. De komende uren maken we kennis met zijn verhalen. Hij is een echte spraakwaterval. Hij heeft al in heel wat landen gereisd en ook gefietst, onder andere in Nederland. Afstand vandaag: 61 km.

18 augustus

Op weg naar Del Norte
Wij fietsen vandaag met Gary naar Del Norte. Eerst een stuk over de US 285 en daarna via gravelwegen naar La Garita en Del Norte. Inmiddels laat de Cannondale alarmerende geluiden horen ter hoogte van de trapas. Met eigen gereedschap lukt het niet om dat geluid er uit te krijgen. Het plaatselijke cafeetje in La Garita heeft heerlijke taart en we praten lang met de lokale gasten. Deze raken even uitzinnig als het gaat regenen. Want de droogte is het gesprek van de dag. Helaas voor hen en gelukkig voor ons duurt de bui nog geen 5 minuten. We eten 's avonds met z'n drieën in Del Norte en vertellen nog meer fietsverhalen aan elkaar. Afstand: 63 km.

19 augustus

Gary heeft zich voorgenomen een tattoo te laten aanbrengen en Del Norte heeft zowaar een tattooshop. Hij wil daarna zijn weg vervolgen in zuidwestelijke richting, naar Pagosa Springs. Wij moeten een fietsenmaker hebben en die blijkt er nu juist weer niet te zijn in Del Norte. We nemen daarom nog een asfaltomweg, naar Alamosa. Onze wegen gaan derhalve uit elkaar.
Na het bezoek aan de fietsenmaker gaan we tegen de wind in verder naar Antonito, weer over de US285. Zeven km verderop vinden we een fraaie camping. Afstand: 113 km.

New Mexico

20 augustus

Cumbres and Toltec Railroad
Na nog eens 50 km asfalt komen we weer op de route van de Great Divide. We klimmen verder naar de La Manga Pass, die ook bijna 3000 meter hoog is. We worden tot stoppen gebracht door twee mannen in een auto, die ons willen voorzien van voedsel en drank. Het blijken een soort ambulante klusjesmannen te zijn die het land doorgaan op zoek naar aangenomen werk. Na hun bananen en thee zetten we de afdeling in en dan blijkt dat we precies op tijd zijn om te zien hoe de stoomtrein van de Cumbres and Toltec Railroad op de lijn Antonito - Chama een grote lus door het dal maakt.
Daarna komt de grenspassage met New Mexico en moet er nog veel geklommen worden voor we aankomen bij een eenvoudig kampeerterreintje zonder voorzieningen. Onderweg zag het er al steeds dreigend uit, maar als de tent staat komt de onvermijdelijke onweersbui toch over ons heen. De eerste en enige deze vakantie. Afstand: 80 km.

21 augustus

De eerste overnachting op het grondgebied van New Mexico op de Lower Campground was ronduit nat en koud. Maar gelukkig verloopt de dag verder droog en redelijk zonnig. Vandaag brengt ons de gravelweg en daarna nog een pittige klim over asfalt bij Hopewell Lake. Het was volgens onze informatie een camping maar het is nu een dagcamping. Voor ons maakt het geen verschil. Alleen jammer dat ook hier geen drinkwater is. Afstand: 58 km.

22 augustus

Vandaag is de derde van drie dagen dat we niet in een dorp of stad komen, geen winkel, geen restaurant, alleen maar eenzame gravelwegen, met heel af en toe een verbaasde moderne cowboy in zijn pick-up truck. Pas in de loop van deze dag komen we in een dorp met een winkel: El Rito. Daarna gaat het langzaam naar beneden over een asfaltweg naar Abiquiu. Daar hoopten we een hotel te vinden, maar dat was vol. Door deze en gene te vragen komen we uiteindelijk terecht bij een echtpaar dat kamers verhuurt met ontbijt. Dat comfort weten we te waarderen na drie dagen zonder douche.
Abiquiu is een historisch adobe stadje. Het trekt allerlei mensen aan die in deze omgeving gaan wonen vanwege het klimaat en de bijzondere woestijnachtige omgeving. Niet iedereen bouwt hier echter op een verantwoorde manier. Er verschijnen ook bouwsels op plaatsen die naar ons idee echt niet kunnen. Maar niemand lijkt zich daar echt aan te storen. Afstand: 96 km.

23 augustus

Abiquiu Lake
Na het uitgebreide ontbijt fietsen we een kort stukje naar Abiquiu Lake, waar een mooi gelegen kampeerterrein is. Het meer is niet zo geschikt voor strandplezier, maar het biedt wel een mooi uitzicht. Vandaag doen we het verder rustig aan.

24 augustus

Vanaf de camping gaan we op en neer naar de Ghost Ranch. Dat is een conferentiecentrum, waar je ook aardige wandelingen kunt maken.
Box Spring
Eén daarvan gaat naar de Box Spring. Via een idyllische canyon kom je na anderhalf uur bij een doosvormige ruimte waar de beek ontspringt.
We besluiten de route naar Cuba niet te vervolgen. We missen dan wel het beste Mexicaanse restaurant van New-Mexico (zegt men) maar we zien een beetje op tegen weer een paar zware passen. Dat betekent dat hier voor ons de Great Divide Mountainbike Route ophoudt. We zullen de route naar Albuquerque voornamelijk via asfaltwegen vervolgen.
Afstand: 27 km.

25 augustus

Het eerstvolgende traject is naar Espagnola aan de Rio Grande. Het zit vandaag niet mee, twee lekke banden maar liefst. En de camping waar we willen overnachten heeft een sanitair gebouw met een codeslot, terwijl de receptie gesloten is. Een paar uur later lukt het toch om van de eigenaar de code te krijgen. Even later komt op de camping een stel fietsers aan die al lange tijd onderweg zijn, een Duits meisje en een Amerikaanse jongen. Ze zijn aan de oostkust begonnen en willen stoppen in Santa Fé. Dat betekent hun op één na laatste dag. Dat doet ons erg denken aan onze eigen coast-to-coast fietstocht van 6 jaar geleden.
Afstand: 62 km.

26 augustus

Rio Grande
Vandaag willen we naar het Bandelier National Monument. Dat is wel behoorlijk om vergeleken met de kortste weg naar Albuquerque en bovendien door de bergen. Ook deze laatste dagen moeten we er nog echt aan geloven, maar het is wel over asfalt. Het alternatief over de snelweg is bovendien niet aanlokkelijk.

Onderweg komen we langs de plaats White Rock, waar een spectaculair uitzichtpunt is op de Rio Grande. Daar zien we in westelijke richting inmiddels ook twee grote rookpluimen, die van bosbranden afkomstig blijken te zijn.
Bandelier NM
Daarmee wordt het wat onzeker of we de route over de State Highway 4 wel kunnen vervolgen naar Albuquerque. Voorlopig gaan we gewoon door.
Het Bandelier National Monument is één van de plaatsen in dit deel van de VS waar indiaanse nederzettingen te vinden zijn. In dit geval zijn het rotswoningen en de resten van uit klei opgetrokken woningen. Hoewel de indianen tegenwoordig niet met veel égards worden behandeld worden de nederzettingen van hun voorouders zorgvuldig in stand gehouden. Bijzonder de moeite waard. Er is ook een camping in dit park waar we overnachten.
Afstand: 61 km.




27 augustus

Dit wordt een spannende dag. Kunnen we langs de bosbranden, die nog in alle hevigheid woeden? De parkrangers zeggen dat het kan, maar het blijkt uren lang geen pretje om onder de rook van een bosbrand te moeten fietsen. Bovendien moeten we een bijzonder steile pas nemen en ook verderop zijn er nog veel klimmetjes. Op de plek waar de afslag naar Cuba is zijn alle brandweerlieden, politieagenten en journalisten verzameld. We zitten daar een paar kilometer vanaf de brandhaard. Bij een picknick terreintje stoppen voor een koffiepauze, maar we zijn al gespot door een televisiejournalist die het kennelijk interessant vond om nu eens een keer fietsers te interviewen. Het blijkt iemand van de spaanstalige zender Noticias te zijn. Gelukkig mogen we de vragen ook in het Engels beantwoorden.
Camping Jemez Springs
Vanaf dit punt gaat het in vliegende vaart naar beneden en is de rook voorbij.
Iets voorbij het plaatsje Jemez Springs vinden we een fraai kampeerterrein. Het is de laatste keer dat we de tent opzetten. Vanaf hier is het nog één dag naar Albuquerque, waar we in een motel overnachten. Afstand: 72 km.

28 augustus

Laatste traject naar Albuquerque.
Afstand: 100 km.



Informatie

Fietsen

Voor het fietsen in de Rocky Mountains op onverharde wegen heb je goede mountainbikes nodig, het liefst met voorvering.
We hebben ter plaatse onze fietsen en achterrekjes gekocht. De prijzen zijn in de VS iets lager dan in Nederland. De Cannondale F500 met LX/XT onderdelen kostte 950 dollar. De eenvoudiger afgemonteerde Giant Yukon was 430 dollar. Dit type is in Nederland niet te krijgen. We zagen enkele keren mensen op de route die hun bagage in een Bob-trailer (aanhanger) vervoerden. Ze zeiden dat het erg goed beviel. Wij kozen ervoor om achterrekjes te monteren en onze Ortliebtassen te gebruiken. Op beide fietsen hadden we ook een kanotas achterop en een stuurtas. Het gewicht is hiermee natuurlijk niet echt goed verdeeld, maar door slechts het meest noodzakelijk mee te nemen ging het wel.
De fietsen hielden zich over deze 1250 kilometers goed, met uitzondering van een loszittende cranck en enkele lekke banden.

Kamperen

We hadden onze Birdland Ellips 390 tent meegenomen. Soms gebruikten we alleen de binnentent. Verder twee Thermarest Ultralight en slaapzakken. We hadden naast onze 4 bidons nog twee waterzakken van 8 en 4 liter. We gebruikten een MSR Whisperlite brander met daarin Coleman fuel. Koken deden we alleen als we geen voorzieningen waren tegengekomen onderweg. Koffie zetten hoort er voor ons wel elke dag bij.
De kampeerterreinen zijn alle eenvoudig. Informeer zo mogelijk bij rangers of er water beschikbaar is. De kampeerterreinen in Salida, Saguache, Del Norte en Abiquiu Lake hadden douches.

Kaarten

De kaarten van Adventure Cycling zijn ook te bestellen bij de Fietsvakantiewinkel. Ze bieden behalve een routekaart ook een beschrijving. Alles uiteraard in mijlen, zodat een fietscomputer ingesteld op mijlen wel handig is. De kaarten en de beschrijving zijn zeer nauwkeurig. We zijn nooit verkeerd gereden.

Voorzieningen onderweg

Op het gedeelte van de route dat wij reden kwamen we slechts twee serieuze dorpen tegen, Salida en Del Norte. Door van de route af te wijken kun je meer dorpen met voorzieningen aandoen. De overige plaatsjes op de route waren zo klein dat er hooguit een winkeltje of een eenvoudig restaurant was. De kaarten van AC geven daarover nuttige informatie.

Internet

In de VS hebben vrijwel alle bibliotheken gratis internetcomputers. Wij hebben onderweg onze webmail kunnen bijwerken in Salida en Del Norte en Abiquiu Lake (bij de Ghost Ranch).

27.7.00

Midden-Oosten en Egypte 2000 (camper en fiets)

Met de camper naar het Midden-Oosten

Aan het meer van Tiberias, Israël

In het eerste kwartaal van 2000 maakten we een mooie reis met onze Renault 1000D buscamper naar Turkije, Syrië, Jordanië, Egypte en Israël. In Egypte verplaatsten we ons grotendeels op de fiets en daarnaast per bus en trein. 
Het was een rustige periode in al deze landen. Er was geen intifada en nog lang geen oorlog in Syrië. Jammer dat een dergelijke reis tegenwoordig (2018) niet meer mogelijk is. 


Turkije

januari 2000

Delfi, Griekenland

Tot de Turkse grens is alles nog gewoon, want in Italië en Griekenland hadden we al eerder rondgereisd, alleen in een ander jaargetijde. Veel campings zijn nu gesloten en die wel open zijn daar staan we meestal alleen. Omdat het 's nachts vaak tegen het vriespunt is hebben we veel profijt van de elektriciteitsaansluitingen voor ons kacheltje. Dat proberen we ook in koud Turks toeristenhotel, maar daar slaan helaas de stoppen door.
Bodrum, Turkije

Het reizen door Turkije met eigen auto is vrij probleemloos. Vanwege de sneeuwval in het binnenland volgen we zoveel mogelijk de kust. Door het grotendeels ontbreken van snelwegen en vanwege het bergachtige landschap is dat alleen aan te bevelen als je veel tijd hebt en veel wilt zien. We doen er al 2 dagen over om Kusadasi te bereiken, maar dat komt ook doordat we in Izmir de camper moeten laten repareren. Een rem liep aan.
In de omgeving van Kusadasi maken we voor het eerst een fietstochtje. In Bodrum zijn we de enige gasten op de camping. De eigenaar laat ons er gratis staan. Het vakantieleven is er in een diepe winterslaap.

Fethiye

In Fethiye, aan de zuidkust van Turkije, hebben we onze eerste en voorlopig ook laatste stranddag. Hier zien we voor het eerst een aantal overwinteraars in campers en caravans. Onder andere Nederlanders die er al voor de 13e winter komen. Vóór het vertrek heeft het wat geregend en daardoor is de steile weg terug glad geworden. Een andere camper met voorwielaandrijving kan slechts met hulp van een hele club mensen op de motorkap voldoende grip op de weg krijgen om boven te komen.

Lifters terug in hun dorp tussen de Romeinse ruïnes

Een paar dagen later, als we vanuit Antalya 100 km landinwaarts rijden om een Romeinse stad te bezoeken, blijkt dat er veel sneeuw in Turkije kan vallen. Tussen de ruïnes wonen mensen in hun huisjes en dat alles bedekt met een pak sneeuw. We worden er gebracht door 3 bewoners van het dorp, die we een lift gaven vanaf een plek waar nog geen sneeuw lag. De weg wordt zo slecht en glibberig dat we zeker eerder terug zouden keren als we die mensen niet naar hun dorp hadden willen brengen. Ze lopen op plastic schoenen, zonder sokken.
 
Imposant kruisvaarderskasteel
In Anamur bezoeken we een andere Romeinse opgraving. We zijn de enige bezoekers en kunnen daarom de gidsen moeilijk ontlopen. De gidsen maken zichzelf onmisbaar door interessante mozaïeken e.d. te bedekken met zand of steentjes en dit speciaal voor de bezoeker te onthullen. 
Zo konden wij deze vogel te zien krijgen.

Turkije heeft onvoorstelbare overblijfselen uit de Romeinse tijd en later. Langs de kust zijn diverse kruisvaarderskastelen bewaard gebleven, waarvan deze één van de mooiste is. Ook hier is het moeilijk om aan de gidsen te ontsnappen.

De doktersstraat in Antakya

In Turkije bestaat in sommige steden de gewoonte om als beroepsgroep allemaal in dezelfde wijk of straat te gaan zitten. Zo troffen wij in deze straat in het verre Antakya tientallen dokters aan.

Antakya is de poort naar de Arabische landen. Er zijn veel handelaren, er zijn goede hotels en er is een wereldberoemd museum met een schat aan Romeinse mozaïeken die in de omgeving zijn gevonden. Onze laatste overnachting in Turkije is er een met sneeuw, die in de loop van de ochtend gelukkig weer wegdooit.






Syrië

januari 2000

Olieverkoper in Aleppo

De grensovergang tussen Antakya en Aleppo is rustig maar dat garandeert zeker geen snelle afhandeling. Met behulp van een tout (die 50 dollar vroeg, maar van ons 10 kreeg) kost het toch nog anderhalf uur om alle zegeltjes, handtekeningen en stempels te krijgen. Het lijkt er daarbij sterk op dat men het gaan langs alle loketten en kantoortjes zo ingewikkeld mogelijk heeft willen maken.
Het wagenpark in Syrië is gedateerd

Het reizen met een eigen auto is daarbij natuurlijk extra complicerend. 
Ruïne van de kerk van Simeon de Pilaarheilige

Paspoorten met -in Nederland geregelde- visa erin leveren geen probleem op, maar een auto zonder carnet de passage wel een beetje. Er moet een verzekering worden afgesloten en er moet een pittige dieselbelasting worden betaald. In totaal €210, waarbij de belasting maar 10 dagen geldig is en de verzekering 30 dagen). Tegenover de dieselbelasting staat een prijs aan de pomp van €0,16 per liter.

In Aleppo moeten we door chaotisch verkeer ons hotel zien te bereiken, hetgeen wonderwel lukt. Het blijkt wel het slechtste hotel tot nu, maar kost ook maar €9. Onze camper parkeren we op 200 meter afstand. Hier worden we de tweede nacht bestolen van de pompen, spiegels en verlichting van de fietsen (gedeeltelijk gewoon afgebroken). Het is regenachtig guur winterweer, zodat we Aleppo niet van zijn mooiste kant zien. Toch heeft de stad sfeer, zeker in de souk, maar ook in de oude Armeense en moslimwijken.

Marktkoopman in Aleppo (rechts)

In de souk van Aleppo ontmoetten we een joviale marktkoopman, die zelfs posters van het Nederlandse voetbalelftal en van Beatrix in zijn winkel heeft hangen. 
Verwacht niet veel luxe restaurants en café's te zien in dit land. In hotel Baron kunnen we even onze vermoeide benen laten rusten op de sofa onder het genot van een kopje thee. Hier overnachtte ooit Lawrence of Arabia, getuige zijn tentoongestelde onbetaalde rekening.

Syrië is een land dat met straffe hand wordt geregeerd. Dat blijkt als we worden benaderd door mensen die er dissidente opvattingen op na houden. Men wil westerlingen ervan overtuigen dat niet alles zo is als het regime wil doen geloven. Onder andere de slachting in Hama wordt genoemd, maar daarover hadden we ook al in de reisgids gelezen. We zijn ook nog onwetend van het naderende einde van president Assad sr.

Citadel van Aleppo

De noria's in Hama

Hama is onze volgende bestemming. De stad is wereldberoemd om zijn imposante irrigatieraderen (noria's), die tegenwoordig geen functie meer hebben, maar nog wel steeds een prachtig decor vormen. 

Hama is een aangename stad met een fantastisch budgethotel (Riad). 

In het Sulkanrestaurant vraagt men ons waar we vandaan komen. We krijgen een roodwitblauw vlaggetje op de ontbijttafel. 

Eten kun je goed in Syrië en voor 2 personen ben je doorgaans niet meer dan 25 gulden kwijt.


Ruïne op een vulkaan

Na Hama wilden we oostwaarts naar Palmyra. Als je de rustige route neemt, die niet op alle kaarten staat, kom je langs een mooie vulkaankegel met daarop de resten van een kasteel. Naar boven klimmen gaat makkelijk en er is een mooi uitzicht. Als je wat overmoedig bent glijd je echter zomaar naar beneden in de schacht van de vulkaan en die is onpeilbaar diep...

Beehive (bijenkorf) woningen

Een eindje verder zien we traditionele beehive-huizen, die de vorm van een bijenkorf hebben, maar waar vroeger mensen in woonden, maar die nu als graanopslag dienstdoen. In Syrië en Jordanië zien we ook nog veel bedoeïenen in tenten wonen, ook al staat er vaak een vrachtauto bij de tent als vervoermiddel in plaats van kamelen.

Tempel in Palmyra

De route naar Palmyra is prachtig. We komen verder naar het oosten geen verkeer meer tegen, het is mooi weer en we zijn voor het eerst in een woestijn. Hoe verder we rijden hoe minder vegetatie er te zien is. 
Tenslotte bereiken we de oude Romeinse stad Palmyra, aan de rand van een oase. Met recht is dit de grootste toeristentrekker van het land.

Bij een hotel is een geïmproviseerde camping en die weten wij te waarderen, ook al omdat de temperatuur lenteachtig was.
Dat laatste zou voorlopig voor het laatst zijn. 

Over de grote weg naar Homs wordt de lucht al maar donkerder en de temperatuur lager. We willen door naar het Krak de Chevaliers, het beroemdste kruisvaarderskasteel. We eten en overnachten bij de Round Table, vlak naast het kasteel. 

Winterweer in Syrië

We zullen het kasteel echter niet zien, want 's ochtends bij het ontbijt gaat het zachtjes sneeuwen. Als het steeds harder gaat sneeuwen en we bang worden later niet meer zonder kleerscheuren het steile weggetje naar beneden te kunnen rijden, besluiten we maar zo snel mogelijk te vertrekken en moeten we het doen met een ansichtkaart. 

Op de snelweg terug naar Homs ontsnappen we ternauwernood aan een aanrijding met een busje dat een keer om zijn as draait op de sneeuwlaag. Syrische wegbeheerders en automobilisten lijken niet erg gewend aan het winterse weer. 

Kasteelhotel in Bosra

We rijden maar verder naar het zuiden naar Bosra. 
In Bosra overnachten we in een kasteel. We krijgen er een uitgebreide maaltijd en worden min of meer opgesloten, want het lijkt dat alle personeel 's nachts is verdwenen.
Besneeuwd Romeins theater in Bosra

Ook op deze plek blijkt de volgende dag sneeuw te vallen, evenals in een groot gedeelte van Jordanië.

Na 8 dagen Syrië steken we de grens over naar Jordanië.













Jordanië

februari 2000

Jordanië, ook met sneeuw

Bij de grens van Syrië naar Jordanië zijn geen bemiddelaars. Het gaat dan ook redelijk probleemloos, al duurt het toch nog ruim een uur om geld te wisselen, zegels te kopen, visa te kopen, verzekering af te sluiten en belasting te betalen. Het is alles bij elkaar € 120, het meeste voor de auto. 

Badderen in warmwaterbron aan Dode Zee

In de de hoger gelegen delen van Jordanië ligt veel sneeuw en dat is voor veel Jordaanse families reden om een uitstapje te maken. Foto's van sneeuwballen gooien kun je niet elk jaar maken hier. 

Nee, dan de Dode Zee, die 400 m onder zeeniveau ligt en daardoor voorjaarswarm voelt. Zonder omwegen rijden we daar naar toe. Decent gekleed baden we ons in een warmwaterbron, die vlak langs de weg langs het meer ligt. Aanpassen aan de heersende gewoonten kan geen kwaad. Het is ook een goede overnachtingsplek en dat vinden er meer. 

Aan de Dode Zee

Twee Duitsers in hun camper staan hier ook voor een paar dagen. Ze willen min of meer rond de Middellandse Zee trekken, door Lybië en Tunesië. Helaas zitten hier wel veel vliegen, anders waren we nog langer gebleven.

Via de Kings Highway reden we naar het zuiden. Amman laten we links liggen. Nog steeds ligt er veel sneeuw langs de weg, maar het rijden gaat probleemloos. 

Ontmoeting met bedoeïenen

Petra is in Jordanië de magneet waar elke toerist naar toe getrokken wordt. Rond Petra wonen nog bedoeïenen in grotten, die door hun voorvaderen zijn uitgehakt. We worden uitgenodigd door bedoeïenen voor thee en "bedoeiënenbroodpap" (met je handen eten uit één schaal). De jongen werkt als gids en vraagt ons naar boven te klimmen op een rotsje waar zijn oom al voorbereidingen treft voor het eenvoudige avondeten. De man had ooit in een Duitse haven gewerkt, maar voelt zich alleen gelukkig in deze omgeving, waar hij geboren is. 

De jonge gids wil ons morgen wel een manier wijzen om Petra via een achteringang binnen te komen en zo de hoge toegangsprijs van ruim € 27 te omzeilen. Die verhalen hebben we ook gelezen, maar we gaan hier maar niet op in al was het alleen al omdat er ook binnen de hekken op kaartjes wordt gecontroleerd. 

Tempel in Petra

Leuk om ook even te bekijken is Little Petra. Hier komen nauwelijks toeristen; je ziet voornamelijk kuddes geiten. De archeologische resten zijn veel minder spectaculair, maar je kunt er in alle rust langs lopen en klimmen. En de omgeving is zeer fraai.

Petra bezoeken we één dag, maar veel mensen willen echt alles zien en dan heb je twee of drie dagen nodig. De tempels in de rotsen uitgehouwen, zijn werkelijk weergaloos en sommige zijn nog bijzonder gaaf.

Wadi Rum

De dagen daarna hebben we gezelschap van Nancy uit de VS en Jack uit Australië. Ze liften met ons mee via Wadi Rum naar Aqaba. 

Wadi Rum
Pas in de buurt van Wadi Rum raken we de sneeuw kwijt. Er is een camping, maar wij overnachten op de parkeerplaats in onze camper. 


De volgende dag maken we een lange wandeling door de woestijn. Het landschap is schitterend en eindeloos. Je onderschat hier voortdurend de afstanden.

Camping in Aqaba; de fietsreis wordt voorbereid

In Aqaba, helemaal in het zuiden van Jordanië, aan zee, kopen we meteen visa voor Egypte en zoeken we het strand op, waar we een aantal dagen genieten van de warme zon. 

We informeren naar de mogelijkheden om onze camper ergens achter te laten en zoeken onze bagage uit voor de fietstocht die we in Egypte willen gaan maken.









Egypte per fiets

februari 2000

Camping Basata

De grote vraag voor ons in Aqaba is, waar laat je je meegenomen auto als je in Egypte wilt gaan fietsen. Het blijkt mogelijk om de camper te parkeren bij de veerhaven, maar dat vinden we te duur (€ 180). Bij de grensovergang met Israël zijn geen parkeerfaciliteiten. Een extra probleem is dat het voertuig in Israel in het paspoort wordt bijgeschreven. Het land weer uitgaan (naar Egypte) zonder voertuig zou kunnen leiden tot een behoorlijke importheffing. De auto meenemen naar Egypte zien we helemaal niet zitten. Er wordt een forse belasting geheven van ongeveer € 450 (afhankelijk van de cilinderinhoud) en de bureaucratie zou hier erg zijn, hebben we gelezen. Bovendien betekent rijden in Egypte dat je veel hindernissen moet nemen, zoals de verplichte konvooien in grote delen van het land. Na de aanslag in Luxor willen de autoriteiten er alles aan doen om buitenlanders te beschermen.

Gravelweg tussen Nuweiba en Dahab

Eigenlijk willen we Egypte ook liever gaan bereizen met de fiets en het openbaar vervoer. We hebben niet voor niets fietsen meegenomen. We besluiten ons geluk een paar kilometer verderop in Eilat, Israël te gaan beproeven. Ook hier wordt je voertuig in het paspoort bijgeschreven, maar ons wordt verzekerd dat in het douanekantoor in de haven een tijdelijk importbewijs kan worden verkregen. Dat blijkt inderdaad het geval, maar dan moet wel een Israëli garant willen staan. Die vinden wij na enig zoeken en hij heeft een parkeerplek voor ons (tegen betaling van een bedrag aan dollars). Alle ingevulde papieren blijven achter bij het grenskantoor en we hopen dat ze die na een maand weer terug kunnen vinden. 

Lunchpauze uit de wind

Achteraf hebben we ons afgevraagd of we niet beter zo de grens over konden gaan zonder voertuigstempel, want geen enkele grensbeambte kijkt ooit naar dat stempeltje met ons kenteken. 
Sterker nog, het bleek een hele toer om bij terugkomst in Eilat, na een maand, duidelijk te maken hoe het nu precies zat met dat stempel en die papieren en onze auto. Maar goed, na enkele uren bureaucratie en intensieve grenscontroles waren we in Taba, op onze fietsen. Het is 7 februari, het is zonnig en de wind waait uit het noordwesten.
NB. Voor die paar km door Israël waren we wel een departure-tax verschuldigd: € 33.

De kustroute naar Dahab blijft mooi

Dat fietsen is wel wennen, want de weg loopt na enige tijd bepaald niet meer vlak en de belangstelling van mensen langs weg en op de weg ("taxi?") is niet van de lucht. Er zijn ook maar weinig mensen die zo reizen, dan val je dus op. Na een vermoeiende 48 km bereiken we een fraaie camping, Basata. Er is een vegetarisch restaurant en je kunt er heerlijk uitrusten van je vermoeidheid. Er is een internationaal publiek.

We hadden ergens gelezen dat er vanaf Nuweiba tot Dahab helemaal een gravelweg loopt vlak langs zee. Dat blijkt achteraf bijna te kloppen. 

Bijna bij de Blue Hole wordt het lastig

We besluiten de grote weg, die meer landinwaarts loopt, te negeren en langs zee te fietsen. Het is een prachtige route, maar wel zwaar vanwege het losse zand op grote stukken van de weg. Eigenlijk heb je hier echte ATB's nodig, onze banden zijn wat te smal voor dit werk. Na 12 kilometer worden we aangehouden door een onvriendelijke man bij een militaire post. Wij bevinden ons op privé-terrein en mogen niet verder. Uiteindelijk mag het toch en krijgen we escorte van 2 gewapende soldaten, maar we moeten wel met hen meewandelen. Na een uur komen we bij een militair kampement en vanaf daar mogen we weer op eigen gelegenheid verder. Zo af en toe komen we een terreinauto tegen en hier en daar zien we een groepje bedoeïenen. 

Die nacht slapen we op een eenzaam plekje in de tent onder een mooie sterrenhemel niet ver van de branding.

De volgende dag hebben we weer rugwind en na enige tijd komen we weer bij een militaire post. We blijken een papier met een stempel niet te hebben, maar na enig heen en weer gepraat (we verstaan elkaar niet echt) mogen we ook zonder stempel door. Dat wordt een patroon. Iets mag niet, maar mag later toch weer wel. Kennelijk moet eerst het gezag worden getoond en daarna kunnen de gunsten worden verleend. De militair geeft ons nog een slok thee uit een conservenblikje waar hij zelf ook uit dronk. 

Tent op het dak van het hostel in Dahab

Onderweg zien we regelmatig halfronde muurtjes, kennelijk om uit de wind te kunnen zitten, en daar maken we dankbaar gebruik van. Ook deze tweede dag over gravel is zeer vermoeiend, maar het ergste moest nog komen. De weg wordt eerst breder en vaster, maar bij een kleine nederzetting houdt hij helemaal op! Dat wil zeggen er loopt nog een rotspaadje verder, geschikt voor wandelaars en kamelen. We wagen het erop om door te gaan (er is nauwelijks een alternatief), voornamelijk lopend en met moeite grote rotsblokken ontwijkend. De tassen krijgen wat schuurplekken. Een enkele keer loopt het pad zo steil omhoog dat dit ook niet meer gaat. We moeten met z'n tweeën één fiets naar boven duwen, naar beneden lopen en daarna de andere fiets duwen. 

Na twee uur zwoegen bereiken we zo de Blue Hole, een bekend duikersoord. Na nog een uur fietsen komen we in het sprookjesachtige Dahab. Sinds Basata hebben we 100 kilometer "gefietst". De eersten die we zien zijn Nancy en Jack, die een paar dagen eerder de veerboot naar Nuweiba hebben genomen. We zetten voor €3 per nacht onze tent op het dak van een budgethotel (waar we -voor hetzelfde geld- liever geen kamer namen). In dit backpackersdorp is de sfeer relaxed, het klimaat heerlijk en de kosten van levensonderhoud laag. Er blijken ook diverse internetcafés te zijn, maar de verbindingen laten veel te wensen over. De gsm doet het wel.

Natuurreservaat Nabq
Op 11 februari fietsen we weer verder. Er is geen gravelweg meer langs zee, dus nemen we de niet al te drukke asfaltweg in zuidelijke richting. Dat begint met 30 km klimmen, zodat het ondanks de rugwind zwaar fietsen is. 

Na 58 kilometer na Dahab is er een afslag naar het natuurpark Nabq. Het is afwisselend wasbord en los zand zodat we ondanks de afdaling naar zee niet snel opschieten. Maar het is de moeite zeker waard, want dit is een bijzonder mooi gedeelte van de Sinaï. Als we na 78 kilometer weer de zee bereiken blijkt daar een mooi afdak te zijn gebouwd, waar we onze douche kunnen ophangen en waar we de tent beschut kunnen neerzetten. 
Mangrovekust met scheepswrak


Het uitzicht op de mangrovebossen en het scheepswrak maken dit tot een zeer speciale en sfeervolle plek. Er is geen mens te zien.

Douche

Dat verandert de volgende ochtend als drie auto's met Egyptenaren arriveren die grote hoeveelheden voedsel gaan bereiden. Later komen we zo'n 20 landcruisers met toeristen tegen en wordt ons duidelijk dat het ging om de lunch voor deze safarigangers. We worden ingehaald door een motorrijder die ons vraagt naar een toegangsbewijs. We waren gisteren inderdaad langs een toegangshek gekomen, maar daar hoefden we geen kaartje te kopen. Geen probleem, dan koopt u vandaag een entreekaartje bij de uitgang! Eenmaal uit het park is het snel gedaan met de mooie omgeving. Tientallen resorts in aanbouw moeten ons voorbereiden op de toeristenenclave Naäma Bay. We blijven hier voornamelijk even om te eten en om een -deze keer wel goed functionerend- internetcafé te bezoeken. Hier zijn voornamelijk dure hotels en we fietsen door naar Sharm-el-Sheik, want daar is volgens onze informatie een camping. Op deze camping ontmoeten we een Frans-Amerikaans stel dat er al een lange fietsreis op heeft zitten. Ze hebben onder andere in Cairo en langs de Nijl gefietst (waar dat eigenlijk niet mocht). 

Ras Muhammed

De volgende dag maken we een dagtocht naar Ras Mohammed, op de zuidelijkste punt van de Sinaï. 

De omgeving is desolaat, maar mooi en trekt vooral duikers, die overzee komen. 
De terugtocht wordt voor ons een ware kwelling vanwege de harde storm die inmiddels was opgestoken. Op de camping blijkt dat onze tent los is geraakt van de haringen en de lucht in wilde. Iemand is zo aardig geweest een paar zware stenen in de tent te leggen.



Uitzicht over de Nijl in Cairo

We nemen de volgende dag de bus naar Cairo. Bij het station vinden we een aardig hotel (Magy). 
Cheops

De fietsen kunnen op het balkon. Na drie dagen blijkt er een laag roetachtig stof op de fietsen te liggen. Geen gezonde stad dus, en we bleven niet langer dan nodig was om een paar bezienswaardigheden te zien

De piramides bezoeken we per taxi. We moeten de nodige moeite doen om een prijs te krijgen die in de reisgids staat vermeld. Dat lukt niet met de eerste taxichauffeur want die wordt boos. Een andere die het heeft aangehoord neemt ons zonder probleem mee en brengt ons ook weer terug.

Op weg naar Farafra

Zoals we Cairo genaderd zijn zo vertrekken we ook: met de bus. Dat blijkt nog een hele toer, want slechts weinig mensen zijn op de hoogte van waar de bus naar Bahariya vertrekt en ook de Lonely Planet geeft niet de goede informatie. Uiteindelijk blijkt het juiste busstation in de buurt van het hotel te zijn, zodat er niet veel halsbrekende toeren nodig zijn om er te komen met de fietsen. 

Na 300 km in de bus bereiken we Bahariya, waar Ahmed van Ahmed Safari Camp de klanten al opwacht om ze 4 km verder naar zijn camp te vervoeren. Onze bagage mag in de wagen, maar de fietsen niet, dus fietsen we ons de longen uit het lijf om hem te volgen, want we weten niet precies de weg. We blijven hier één nacht om van daar verder te fietsen.

We zijn nogal zenuwachtig omdat we lange trajecten krijgen met alleen maar woestijn en we zijn vooral bang voor tegenwind. Die komt gelukkig niet, hooguit zijwind. Alle bidons en waterzakken worden gevuld, zodat we samen meer dan 20 liter bij ons hebben. Als het tegenzit mogen we over de eerste 180 km naar Farafra drie dagen doen.

De lange weg door de woestijn

Het zit echter erg mee. De wind zit goed en is zwak. Het is een lekker temperatuurtje en de weg is goed en vlak. Omdat elke 10 km een bord langs de weg staat met de resterende afstand tot Farafra leren we eindelijk goed de Arabische cijfers. 

Zo af en toe passeert ons een auto, soms een terreinwagen met toeristen. Vanuit Bahariya worden excursies georganiseerd naar de Witte Woestijn, op zo'n 140 km afstand. Onderweg er naar toe is vanuit de auto weinig te zien, zodat de toeristen soms een eind voor ons stoppen om óns te fotograferen! 

Kamperen in de Witte Woestijn

Na een recordafstand van 141 km bereiken we de rand van de Witte Woestijn en zetten onze tent op temidden van de bizarre rotsformaties.

De zonsopkomst de volgende dag is ongeëvenaard.
Straatbeeld in Farafra

Het resterende stukje naar Farafra is nog maar 40 km, zodat we daar voor de middag al aankomen. We nemen onze intrek in het mooiste hotel van de westelijke oases. Er is tijd genoeg om rond te kijken in Farafra: de palmentuinen, het dorp, een museum en één van de warmwaterbronnen, Bir Sitta. 

De volgende ochtend blijkt dat we geen ontbijt krijgen om 7 uur, want de ontbijtjongen heeft zich verslapen. Maar een groep Nederlandse toeroperators, die hier op werkbezoek is, nodigt ons uit voor het ontbijt, buiten op een groot kleed. We wisselen ervaringen uit en we krijgen de nodige tips van de reisleider. 

Dan wordt het tijd om te gaan, want er wachten ons 300 km tot de volgende oase, Dakhla met de hoofdplaats Mut. Onderweg zou er volgens onze informatie slechts één kleine oase zijn, na circa 90 km. Dat klopt. We drinken hier thee en water, maar verder is er weinig dat ons daar aantrekt.
Op weg naar Dakhla


Na nog eens 40 km zetten we de tent op, simpelweg in het zand langs de weg, achter een klein heuveltje. Omdat het al snel donker wordt ziet niemand ons meer, maar er komt ook nauwelijks een auto langs. De temperaturen dalen hier deze tijd van het jaar tot 1 of 2 graden boven nul, zodat het opstaan 's ochtends in het schemer een frisse gebeurtenis is. Maar snel daarna word je alweer opgewarmd door de altijd maar schijnende zon. Ook de tweede dag na Farafra rijden we zo'n 125 km. We naderen tot dicht bij de Dahkla-oase en kamperen weer op een beschut plekje langs de weg.

Minaret in Al Qasr

De eerste plaats in deze oase is Al Qasr en het oude gedeelte is een wirwar van middeleeuwse straatjes. We worden rondgeleid door een gids. We zien hier wel wat meer toeristen. 

Op weg naar Mut rijden we steeds door de oase, met onwerkelijk groene weiden, met koeien. De landarbeiders en boeren dragen hier strohoedjes. Opeens komen we de Duitse camper tegen die we ook al aan de Dode Zee in Jordanië zagen. We wisselen onze ervaringen uit. Ze zijn op weg naar Lybië.

In Mut nemen we onze intrek in een wat sjofel hotel met mooi uitzicht op het landelijke leven in de oase. De geluiden en geuren geven een heel bijzondere sfeer. De volgende dag aarzelen we of we verder zullen fietsen of de bus nemen. De weg buigt naar het oosten en als de wind zo blijft zouden we hem schuin tegen kunnen krijgen. Bovendien hebben we al 500 km door de westelijke woestijn gefietst en dat was een heel speciale ervaring, maar of verder fietsen nog toegevoegde waarde heeft?

Straatvegers in Mut

We besluiten de bus te nemen. Wachtend op de bus zien we hoe een groep straatvegers "actief" is. We nemen uiteindelijk een minibusje, omdat de lijnbus nog steeds niet is gekomen. De fietsen en tassen gaan bovenop. 
We zullen in één keer naar Asyut aan de Nijl reizen. Het blijkt echter dat we wel twee keer van busje gaan wisselen. Alle bagage werd ook netjes overgeladen. De busjes, die in Nederland 9 personen vervoeren, zijn in Egypte geschikt gemaakt voor 15. Dus erg comfortabel is het niet. 

Luxor

Aangekomen in Asyut nemen we de trein naar Luxor. Op het perron worden we verplicht om bij twee andere toeristen te blijven zodat we met z'n vieren door één soldaat bewaakt kunnen worden. Als je een eindje wegloopt wordt hij erg zenuwachtig. In de tamelijk smerige trein (2e klas) doen we er 5 uur over om in Luxor te komen. Met de fietsen bereiken we tenslotte de camping daar. Het is dan bijna middernacht.

Vanuit de camping fietsen we naar alle bezienswaardigheden op de oostelijke en westelijke oever van de Nijl. 

 
Na 4 dagen in Luxor nemen we rechtstreekse bus naar Dahab. Je bent dan circa 15 uur onderweg in deze nachtbus. Vanaf Dahab volgen we per fiets de weg terug naar Eilat. Nu hebben we helaas voornamelijk tegenwind, zodat het nog een paar zware dagen worden. Met name het eerste stuk vanuit Dahab naar het noorden was erg, zandstormen en constante stijging sloopten ons. Lange tijd volgt een groep kamelen ons op enige afstand van de weg. De kleinste loopt helemaal achteraan.

Na een klim van 50 kilometer bereiken we laat in de middag de top. We vragen de eigenaar van een primitief wegcafé of we onder zijn afdak de tent mogen opzetten. Dat mag gelukkig, want op deze hoogvlakte is het inmiddels ijzig koud geworden en een beetje beschutting tegen de wind is welkom. In zijn huisje brandt een vuurtje en hij warmt voor ons water om soep van te maken. De volgende dag gaat het naar beneden tot we Nuweiba bereikt hebben. We fietsen na een lekkere lunch door tot Basata. Daar is het inmiddels heel wat drukker dan de vorige keer. Maar een laatste keer kamperen op het strand lukt nog wel. 

Op 3 maart 2000 steken we de grens met Israël over waar we weer merkwaardige staaltjes van ambtelijke logica meemaken. We moeten in Egypte eerst nog een exit-tax betalen. Dat wisten wij niet, ook nergens iets over gelezen. We hebben onze Egyptische ponden opgemaakt. Mag het met dollars? Nee, dat kan niet, maar dan mogen we ineens toch zonder te betalen de grens over. Je goede wil tonen is soms al voldoende. In Israël wordt onze fietsbagage gescand en alles wat men niet thuis kon brengen moet worden opengemaakt, zoals een aluminium bidon. Intussen kijkt men naar de fietsen zelf niet om, alsof daar geen geheime bergplaatsen in kunnen zitten. Na veel heen en weer gepraat en getelefoneer krijgen we uiteindelijk ook de juiste autopapieren terug en kunnen we de camper ophalen. Het fietsgedeelte is voorbij en het was heerlijk.

Israël

maart 2000

Aan het strand in Eilat
Na onze fietsinspanningen in Egypte besluiten we het maar een paar dagen rustig aan te doen. Tussen Eilat en Taba vinden we een plekje aan zee waar we 4 dagen blijven staan met onze camper. Intussen kunnen we een aantal dingen regelen zoals de veerboot naar Griekenland. We blijken niet de enigen te zijn. Het is een favoriete plek voor overwinteraars om een tijdje te verblijven. 
Israël is in alle opzichten bijna het tegendeel van de islamitische landen die we hiervoor bezochten. De mensen zijn afstandelijker. Ze zullen zelden contact met je zoeken. Het land is rijker en duurder. Het ziet er minder stoffig uit, maar het is ook saaier. Het land verkeert in betrekkelijke rust. De tweede intifada is nog niet uitgebroken. Een jaar later zouden we dezelfde reis niet meer gemaakt hebben.

De Mushroom in Timna Valley

De eerste stop van Eilat naar het noorden is het nationale park Timna Valley, in vroegere tijden een delfstoffengebied. Er zijn o.a. allerlei mijnschachten te zien waar vroeger koper werd gewonnen. De volgende dag bereiken we Beersheva, waar een grote bedoeïenenmarkt is. 

De Pilaren van Salomon

Later komen we bij Massada aan waar de beroemde burcht van Herodus is, waar 1000 van zijn landgenoten zich tot het einde verzetten tegen de Romeinen. De Dode Zee is aan deze kant alleen via privé resorts te bereiken. Vrijwel alles wat vanuit toeristisch oogpunt interessant is, is voorzien van een hek en een kassa.

Jeruzalem is een fascinerende stad. Wij moeten even wennen aan de rigide opdeling in Islamitische, Joodse, Christelijke en Armeense wijken en aan het feit dat de Tempelberg strikte openingstijden kent. 

De Olijfberg

Het valt niet mee in het begin om de weg te vinden in de wirwar van oude straatjes. Maar de oude stad is bijzonder levendig en zeer de moeite waard. Bij de klaagmuur worden we aangesproken door een Amerikaan die ons herkend heeft van de camping in Sharm-el-Sheik, 4 weken geleden. Het wereldje van rugzaktoeristen is maar klein. 

Via de Palestijnse gebieden rijden we naar het noorden, naar het het meer van Tiberias, waar we de laatste week doorbrengen. We maken kennis met bewoners van de kibboets Ha'On. Aan het meer vinden we een rustig plekje waar de zon vaak fraai ondergaat.

De veerboot Haifa - Piraeus

De laatste etappe is naar Haifa, waar we op 17 maart de boot naar Griekenland nemen. Deze veerboot doet Cyprus en Kos aan voordat we aankomen in Piraeus. Na een ritje over de Pelopennossos komen we in Patras. Vandaar vertrekken we met de volgende veerboot naar Bari.