22.12.24

Potosí

Potosí is een op 4000 meter hoogte gelegen stad die daarom nogal lage temperaturen kent. In de zon is het lekker maar als het bewolkt wordt is het een stuk minder aangenaam. 's Nachts wordt het zo'n 5-8 graden. Eigenlijk hebben we weinig te klagen over het weer, want van de regentijd is nog weinig te merken. De laatste 10 dagen is het droog gebleven. 

Ooit was Potosí de tweede stad ter wereld qua inwonertal (na Londen) en dat was geheel te danken aan de zilverwinning. Naast deze stad ligt de Cerro Rico, de rijke berg. Een groot deel van de voorspoed van Spanje is te danken aan de mijnen in deze berg. Denk aan de legendarische zilvervloten, die niet allemaal Spanje haalden, zoals we weten. Tot op de dag van vandaag wordt er zilver gewonnen, maar dan op bescheiden schaal in coöperatief verband. 

Binnenplaats van de Munt
Dankzij het zilver kreeg Potosí ook een Munt, oftewel een gebouw waar sinds begin 16e eeuw munten geslagen werden. Eerst was dat puur handwerk, met een hamer of een pers, maar later ging dit door slaven en muilezels aangedreven mechanieken. Nog later kwamen de stoommachines en elektrische aandrijving, waardoor de mens- en dieronterende werkomstandigheden verbeterden. Tijdens de rondleiding, zaterdag, werd dit alles aan ons getoond en uitgelegd. Er zijn uit alle eeuwen productiemiddelen bewaard gebleven. Tegenwoordig komen de Boliviaanse munten en bankbiljetten uit het buitenland. 

We vonden het een interessant bezoek. Er was een groep van zo'n 20 Bolivianen en een paar buitenlanders. Potosí is heel wat minder toeristisch dan Uyuni, waar je soms bijna over de toeristen struikelt. Door de vroegere rijkdom zijn er in de zilverstad wel veel meer interessante gebouwen.

Een van de tientallen bruidsparen

Zaterdag zagen we dat in de hele binnenstad bruidsparen met hun gevolg nadrukkelijk aanwezig waren. Vlak voor kerst wordt er massaal getrouwd, hoorden we. 

 
In Potosí hebben we een hostel. Dat hadden we tevoren al geboekt en dat kwam goed uit omdat de bus weer naar een garage moet. Er is olielekkage die verholpen moet worden. Misschien niet ernstig maar we moeten nog wel zo'n 8000 km door Zuid-Amerika en deze garage heeft goede recensies. Er werken wel zo'n 12 man, zoiets hebben we tijdens onze Amerika-reizen nog niet meegemaakt. Vaker waren het er één of twee. 

 
Eergisteren hebben we overnacht bij een thermaalbad. Het is vrij primitief met een gemeenschappelijk bad en meerdere individuele baden die allemaal binnen zijn, waardoor het soms onaangename weer er geen vat op heeft. Wij hadden een bad voor ons tweeën met een heerlijke temperatuur, naar schatting 34 graden. Thermaalbaden van vulkanische oorsprong vind je in dit deel van de wereld heel vaak.  

Vandaag is het voor het eerst sinds lange tijd wel regenachtig. Ze zeggen hier "en enero poco, en febrero loco". Dus in februari wordt het pas echt gek met de regen. 

Met gids Sol op bezoek bij de god/duivel van de mijnwerkers, el Tio
We zijn vandaag in een zilvermijn geweest. Lange tijd waren ze gesloten maar sinds enkele decennia kunnen coöperaties of individuen een licentie krijgen om een stukje van de berg Cerro Rico te exploiteren.
Cocabladeren

Onze gids Sol heeft zelf noodgedwongen ook twee jaar in de mijn gewerkt, tijdens de covidpandemie. Ze zegt dat de stad in grote mate afhankelijk is van de zilvermijnen, ook na zoveel eeuwen. Er zijn er tientallen, zodat de berg een gatenkaas is. Zo'n 15.000 mensen werken er.

Het lijkt ons geen pretje, want als er gewerkt wordt (wij waren er op zondagochtend) is er natuurlijk veel stof en lawaai. Er wordt met dynamiet gewerkt om nieuwe zilveraders te kunnen bereiken. 

Voor het bezoek aan de mijn waren we even op de mijnwerkersmarkt. Daar werden we geacht een zakje coca, een flesje pure alcohol en een speciaal soort handgemaakte sigaretten te kopen. Het is bedoeld als offer aan de Tio, de beschermgod van de mijnwerkers. Er zit allerlei bijgeloof ingebakken in het leven in de mijn. De offerandes die wij kochten werden door Sol bij de Tio gebracht. De 96% alcohol werd over het beeld gegoten. Dat percentage komt dan overeen met het percentage zilver in de stenen die men hoopt te vinden. Minder alcohol, minder zilver, zo is de gedachte. Vrijdagmiddag drinken de mijnwerkers de restanten van de flesjes alcohol. 

We werden goed voorbereid op onze wandeltocht door de mijn met beschermende kleding, laarzen, helm en lamp. 

Er blinkt veel goud in het klooster
Maandag werd onze laatste dag in Potosí. We bezochten het Santa Teresa klooster. We kregen een rondleiding van bijna twee uur samen met een Belgische familie. We konden na afloop niet zeggen hoeveel zalen we hadden gezien, misschien wel twintig. Hoe dan ook, het klooster werd in de 16e eeuw gesticht voor in totaal 21 meisjes uit rijke Spaanse gezinnen die non werden. Het ging altijd om de tweede dochter in een gezin. Ze kregen kun familie nooit weer te zien. Alleen spreken kon nog wel in een speciale geblindeerde ruimte met tralies. Het klooster kende een enorme rijkdom omdat de families behalve de dochter ook nog geld of dure voorwerpen aan het klooster moesten schenken.

Tegenwoordig is het een museum. Er zijn nog steeds nonnen maar die wonen in een ander gebouw en ze doen het uit vrije wil.

Het klooster Santa Teresa
Dinsdag konden we de auto ophalen. Hopelijk zijn de problemen daarmee ten einde. 
Cerro Rico, de rijke berg, vol met zilver

1 opmerking:

Anoniem zei

Wat een verhaal.Heel interessant!